Aya Selman vond het vreselijk om van Libanon naar Almere te verhuizen. Almere leek gebouwdop kille stenen, die niet warm werden van haar tranen. Maar nu heeft ze vrienden, een leuke baan en zit ze zelfs in de gemeenteraad. “Ik heb geleerd dat mijn wortels weliswaar Libanees zijn, maar de boom in mij is Nederlands. Dat is prachtig en heel waardevol voor anderen. Maar mijn leerweg was lang en hard.”

Het land van de kunst
Mijn vader was kunstenaar in Libanon, maar zijn werk werd daar niet gewaardeerd en hij kon er niet van leven. Voor hem was Nederland het land van de kunst, want alle grote kunstenaars die hij bewonderde, kwamen hier vandaan: Rembrandt, Van Gogh, noem maar op. Daarom ging hij naar Curaçao om daar in de bouw te werken. Want als je op Curaçao langer dan negen jaar werkt, krijg je de Nederlandse nationaliteit en dat wilde hij. Naast zijn werk in de bouw bleef hij actief als kunstenaar.

Met zijn Nederlandse paspoort kon mijn vader eindelijk zijn droom verwezenlijken: een galerie openen in Nederland. Die liep super goed. Daarmee had hij een goed inkomen, een huis in Almere, een auto en kon hij ons over laten komen naar Nederland voor gezinshereniging.

Het land zonder familie
Mijn moeder en ik woonden met mijn jongere broertjes en zusjes dus al die tijd zonder vader in Libanon, tot mijn 13e jaar. Maar om ons heen woonde veel familie, die veel bij elkaar over de vloer kwam. Dus ik had altijd neefjes en nichtjes om mee te spelen en het leven was daar warm en gezellig.

Ik vond het hier in Almere verschrikkelijk, want ik sprak de taal niet, snapte niet hoe de mensen zich hier gedroegen: ik vond ze kil. Om zes uur ’s avonds gaan de gordijnen hier dicht en zie je niemand meer op straat. Ik had hier natuurlijk ook geen familie naast ons eigen gezin, dus ik kon nergens naar toe voor een beetje gezelligheid. En mijn broertjes en zusjes waren allemaal veel jonger dan ik.

Ik moest eerst een jaar naar een soort Taalschool, maar daar was ik zo intensief bezig met Nederlands leren, dat ik eigenlijk geen vrienden maakte. Vervolgens ging ik naar Helen Parkhurst, een relatief witte, middelbare school en dat was echt pittig. Want ook na een jaar Taalschool, was mijn Nederlands nog steeds bagger, dus daar werd ik om uitgelachen.

Het land zonder vriendinnen
Maar ik denk dat ik ook veel werd gepest, omdat ik nog veel kinderlijker was dan leeftijdgenoten. Ik was 14 en speelde nog met barbiepoppen, want in Libanon wordt de kindertijd van meisjes zo lang mogelijk gerekt. Maar mijn klasgenoten waren volop aan het puberen, waren veel opener en directer. De meiden epileerden hun wenkbrauwen, droegen hoge hakken en make-up, terwijl dat bij ons totaal niet gebruikelijk was op die leeftijd. Dus ik had geen vriendinnen.

Na dat eerste jaar begon ik een heel klein beetje mijn plekje te vinden, maar toch ontdekte ik dat ik geen beste vriendinnen met Nederlandse meisjes kon zijn. Ik had tegen die tijd wel een paar Nederlandse vriendinnen, maar onze gedachtewereld verschilde zo enorm, dat ik vreselijk ongelukkig was. Ik wilde bijvoorbeeld maagd blijven tot het huwelijk. Mijn Nederlandse vriendinnen lachten me daarom uit, want zij vonden dat ouderwets, konden dat niet begrijpen. Het contact voelde altijd alsof ik degene was die abnormaal deed en op een gegeven moment begon ik echt aan mezelf te twijfelen.

Ik huilde elke dag uit heimwee naar Libanon. Mijn broertje en ik smeekten mijn vader om terug te mogen, maar hij wilde dat niet. Hij was zo bang dat we toch terug zouden gaan, dat hij onze paspoorten verstopte en ons vier jaar niet terug liet gaan voor vakantie. We mochten van hem ook geen Arabische tv kijken of onderling Arabisch praten. Dat is trouwens wel goed uitgepakt, want daardoor verbeterde mijn taal enorm. Maar die eerste vijf jaar vond ik verschrikkelijke heimweejaren.

Daarna kwam ik een Libanese jongen tegen. Hij gaf me het gevoel alsof Libanon een beetje naar me toe was gekomen en werd mijn vriendje. Hij hielp me enorm om de heimwee los te laten. Maar nog steeds voelde ik me heel erg op een wankele brug leven tussen twee landen: zowel in Libanon als hier werd ik als een buitenlander gezien en ik wist niet welke kant ik op moest. Het voelde vaak alsof ik 200% moest presteren in plaats van 100% om te kunnen overleven en dat maakte het zwaar.

Het land zonder kunst
We woonden eerst in Almere-Buiten, maar mijn moeder werd weer zwanger en het huisje daar werd te klein. We verhuisden naar een groter huis. Maar vervolgens brak de crisis uit en kocht niemand meer een schilderij. Dus mijn vader moest de galerie sluiten en hij vond werk bij een bedrijf. Maar na een jaar raakte hij al burnt-out, want hij kon er niet meer tegen om van negen tot vijf te moeten werken voor een baas. Daarop ging mijn moeder schoonmaakwerk doen en ik een krantenwijk lopen om het gezinsinkomen aan te vullen.

Een stad met een thuis
Na mijn middelbare school wilde ik verpleegkunde doen, de zorg in. Maar mijn Nederlands was nog steeds te slecht voor het HBO, dus deed ik Verpleegkunde aan het ROC. Vervolgens heb ik in de thuiszorg, een verpleeghuis en het ziekenhuis gewerkt, want ik wilde alle hoeken van de zorg leren kennen, voordat ik zou kiezen. Nu heb ik voor het Flevoziekenhuis gekozen, ik heb collega’s uit de hele wereld en dat bevalt me heel goed.

Als ik nu weer terug naar Almere rijd na een afspraak in een andere stad, voel ik: ‘Ohhh, ik ben weer thuis!’ Maar dat thuisgevoel heb ik wel zelf moeten creëren. En dat is me pas recentelijk gelukt, want ik heb nu een baan die ik leuk vind, ben financieel onafhankelijk van mijn ouders, ik kon een eigen auto kopen, werd natuurlijk onafhankelijk van school of wie dan ook. Daardoor kan ik nu mijn eigen wereld creëren met mijn eigen vrienden en de dingen die ik belangrijk en goed vind. Ik voel me niet meer zo op mijn vingers getikt over van alles.

Ik ben anders en dat mag
Ik maakte ook een andere ontwikkeling door. Vroeger vond ik het raar en misschien zelfs verkeerd dat mensen vooral omgaan met anderen uit hun eigen cultuur. Ik vocht voor diversiteit en mensen samen brengen, want ik vond dat we allemaal mensen waren en geen onderscheid mochten maken.

Maar ik merkte dat ik me veilig en vertrouwd voelde tussen mensen uit zuidelijke culturen die hier een integratieproces hebben doorgemaakt, net als ik. Alleen bij hen kreeg ik het gevoel dat ik goed was, normaal was en kon ik ontspannen. Dus intussen heb ik Hindoestaanse, Surinaamse en Indonesische vrienden, eigenlijk niet eens Libanese vrienden. Maar onze gedachtewerelden sluiten aan en er is een enorm wederzijds respect gegroeid naar elkaars achtergrond. Inmiddels begrijp ik dat ieder mens het nodig heeft om regelmatig onder gelijkgestemden te zijn. In Australië zoeken de Nederlanders elkaar ook op; het is menseigen en het mag. Ik ken overigens wel hele aardige Nederlanders waar ik goed mee kan omgaan, maar ook die zullen niet zo snel tot mijn veilige, vertrouwde ‘inner circle’ behoren. Ik vind dat niet langer verkeerd en ik denk dat Nederlanders ook zo hun veilige, vertrouwde ‘inner circle’ hebben van gelijkgestemden.

Niemand van mijn vrienden zal een ander vertellen dat hij iets op een andere manier moet doen. Pas nu ik wat ouder ben, kan ik zeggen: “Ja, Aya, je bent anders en dat mag. Je komt ergens anders vandaan en daar is niks mis mee.” Op zijn Nederlands heel open en direct zijn, is heel goed; dat heb ik wel geleerd hier. Maar niet zonder vanzelfsprekend te accepteren dat een ander de dingen anders mag doen. Net zoals Nederlanders Nederlands mogen zijn, ook al zijn ze niet in Nederland.

Grond van Nederlanders
Maar: dit is wel hún grond, Almere is door hún handen gebouwd. Dus als er problemen ontstaan door elkaars anders zijn, dan vind ik dat ík mij moet aanpassen. Ik mag Nederlanders niet dwingen zich aan te Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat het respectvol is naar iedereen om een man geen hand te geven, maar hem op een andere manier te begroeten. Nu ben ik in Nederland, waar het juist respectvol is naar iedereen om dat wél te doen. Dan pas ik mij aan en geef ik een Nederlandse man gewoon een hand. Maar wel in de wetenschap dat dit een heel ingewikkelde kwestie is voor veel mensen uit mijn cultuur.

Het land voor vakantie
Sinds mijn 17e mag ik van mijn vader op vakantie naar Libanon, want toen wist hij dat ik hier mijn leven had. En dus spaarde ik het hele jaar en ging elke zomervakantie in mijn eentje naar Libanon op vakantie. Dat gaf mij rust, want ik maakte daar het ‘leuke leven’ mee en deed dan weer genoeg energie op voor het ‘echte leven’ hier.

Maar ik stelde me ook voor: wat als ik daar zou gaan leven? Nou, toen ging ik het leven hier in Almere wel waarderen. Want er is daar niet zomaar water en elektriciteit, daar moet je allemaal dingen voor huren. Er zijn niet overal goede wegen waarover je veilig overal heen kunt of een schoon milieu. Als je naar een arts wilt, moet je eerst $50 dokken om hem te zien en dan nog voor een behandeling betalen. Als kind zag ik alleen maar dat al mijn tantes, nichtjes en neefjes daar woonden en niet hier. Hoe ouder ik word, hoe meer ik Almere waardeer. Sterker nog, ik zou in Libanon niet meer kunnen leven.

Thuis in Almere
Ik voel me nu echt thuis in Almere, zeker nu ik in de politiek zit. Ik kan me geen mooiere stad bedenken of me voorstellen dat ik elders ga wonen. Echt mooi vind ik Almeres diversiteit: je hebt het grote stadscentrum met winkels en het oude, dorpse Almere Haven. Je hebt goedkope, sociale huurwoningen en luxe koopwoningen, je hebt een ROC en een HBO, een ziekenhuis, parken, noem maar op. Als ik later kinderen krijg, kunnen ze veilig voor de deur spelen. Als ik naar boven kijk, ben ik niet ingesloten door andere gebouwen. Het fietspad, busbaan en wegen voor auto’s zijn veilig gescheiden. Alles wat een stad zou moeten hebben, dat hebben wij.

Natuurlijk heb ik nog steeds momenten dat ik me hier alleen voel. Bijvoorbeeld wanneer de Ramadan en het Suikerfeest eraan komen, echte familiefeesten.

Stad van vluchtelingen
Er was een moment dat ik me niet meer thuis voelde in de stad: toen de PVV de grootste partij hier werd en er tegelijkertijd heel veel, met name Syrische, vluchtelingen naar Almere kwamen. Ik voel me enorm betrokken bij vluchtelingen, want dat heftige aanpassingsproces dat zij doormaken, heb ik ook doorgemaakt. Dus kwam ik voor ze op, op Facebook. Dat leverde me bedreigingen op, waardoor ik heel erg gekwetst en boos raakte. (Maar na de laatste verkiezingen is dat gevoel helemaal gekanteld: het gaat de goede kant weer
op, we zijn niet meer extremistisch, maar we worden weer een democratische stad.)

Maar ik begon mezelf hypocriet te vinden, omdat ik er wel over schreef, maar er niks aan deed. Ik ging op internet zoeken naar initiatieven die met vluchtelingen werkten. Zo kwam ik eerst bij Inspiratie Inc terecht en later deed ik gewoon vrijwilligerswerk op persoonlijke titel. Ik deed van alles: kleding, eten en goederen inzamelen, netwerken via de moskee en Facebook, individuele gezinnen ondersteunen met bezoekjes aan instanties, ontmoetingen organiseren, tolken, noem maar op. Ik probeerde hen het gevoel te geven: ik heb het gemaakt, jij kunt dat ook. Want als je net hier bent, weet je niks van hoe de dingen hier werken en Nederlands is echt een moeilijke taal. Ik wilde hen die eerste, moeilijke beginfase besparen. En ik wilde zo graag dat negatieve beeld over hen wegwissen, want het zijn vaak zulke, getalenteerde en gemotiveerde mensen, dus ik postte veel op Facebook.

Terugkijkend, denk ik soms: ‘Hoe heb ik dat gered? Hoe heb ik daar zoveel energie in kunnen steken?’ Ik ben er supertrots op en ik ben heel blij voor de mensen die ik heb geholpen, want die hebben nu bijvoorbeeld een huis of ze leren voor hun rijbewijs of ze zitten op school of doen vrijwilligerswerk. Het is heel mooi om te zien hoe ze hun draai hier vinden.

De politieke stad
Het andere mooie aan Almere is, dat je kansen krijgt. Ik ben de politiek ingegaan, maar daar heb ik niet voor gestudeerd. Gelukkig is Almere eigenlijk een stadsdorp, want iedereen kent elkaar. En via via leer je mensen kennen en wordt je snel gevonden door iemand die iets nodig heeft. Ik dacht altijd dat politiek een soort poppenkast was voor leugenaars en zakkenvullers. Maar ik werd benaderd om een jaartje mee te lopen als stagiaire en toen merkte ik, dat dat echt niet zo is. Ik ontdekte dat gemeentepolitici elkaar zowat de tent uitvechten voor onze bestwil, cruciale dingen over jou en mij beslissen, terwijl wij stadsbewoners dat vaak niet weten, laat staan daar waardering voor hebben. Dat vond ik heel mooi om te zien.

Dus ik heb gesolliciteerd voor de gemeenteraadsverkiezingen. Ik kwam natuurlijk als onbekende beginneling wel op een onverkiesbare plek. Maar na twee, drie jaar vrijwilligerswerk had ik ongemerkt een heel groot netwerk opgebouwd. Dat heb ik benaderd met filmpjes op Facebook en ik werd met veel voorkeursstemmen in de raad gekozen. Kijk, ik ben een gelovig mens en ik geloof dat ik nu de beloond ben voor al dat goede werk van de afgelopen jaren.

Maar de stap van vrijwilliger naar beleidsmaker is een grote: van doen op microniveau naar analyseren en oplossingen bedenken op macroniveau. Ik deel natuurlijk veel via Facebook, maar over grote beleidslijnen is dat heel moeilijk, want de mensen die op mij hebben gestemd, zien alleen dat ze uit huis zijn gezet, geen woning krijgen, ervaren eenzaamheid, inbraken, vandalisme, etc. Ze zien niet, dat ik hier op de basis heel hard voor hen werk aan de grote lijnen. Ze benaderen mij alsof ik een toverstafje heb, dat hen een huis of zo kan bezorgen. Ze denken dat ik er ineens voor hen niet meer ben, nadat zíj mij in de gemeenteraad hebben gezet met hun stembiljet. Dat stempel lijkt op mijn hoofd te staan en is heel moeilijk wissen.

Ik weet niet of ik na deze termijn verder ga in de politiek. Ons imago moet echt veel beter, maar ik heb nog niet gevonden hoe dat moet. Mijn enige doel is op dit moment dat over een paar jaar meer dan 52% op komt dagen om weer te stemmen.

De toekomstige stad
Ik heb geleerd dat mijn wortels Libanees zijn, maar de boom in mij is Nederlands en dat voelt goed. Die boodschap wil ik uitdragen. En dat je juist als migrant anderen goed kunt helpen, omdat je uit ervaring weet wat de problemen zijn. En daarom wil ik nu ook beleidsmatig dingen veranderen, zodat ik mensen op een veel grotere schaal kan helpen en niet slechts enkele individuen. Zo maak ik van Almere nog meer een thuis om van te houden.

Dit is het verhaal van: Aya Selman.