Almere heeft echt heel veel, maar op paardensportgebied is er niets.
Ik volg als kind lessen, maar al het andere vinden mijn ouders te duur.
Een relatie met een boerenzoon zorgt ervoor dat ik op de Zuidlaardermarkt terecht kom en mijn eerste paard kan kopen.

Door de liefde kom ik in Zwartsluis terecht.
Ik krijg een kind en steeds meer paarden.

Als een merrie drachtig is, zet ik mijn wekker ieder uur.
Het moment van bevallen kan twee weken eerder zijn dan verwacht of juist twee weken later.
Dat is heel normaal.
Als er twee paarden drachtig zijn, vlak na elkaar, kan ik er drie maanden full time mee bezig zijn.

Over dit paard wordt gezegd dat ze alleen wil bevallen.
Ik hang een camera op.
Het is midden in de nacht.
Ze beweegt nauwelijks, maar haar hoofd staat ineens de andere kant op.
Ik zet mijn wekker voor een half uur later.
Dan ren ik naar beneden.
Het veulen staat al.
Dat veulen is nu het enige paard, dat ik nog heb.

Mijn relatie loopt spaak.
Ik vertrek van de plek, waar ze witte lakens voor de ramen hangen en ze voor jouw neus een gat graven in de grond als er iemand overlijdt.
Terug naar Almere Haven.

Ik zit in de Havenkom op het terras.
Mijn zusje werkt hier, maar die is nu op wereldreis.
Ik krijg de vraag of ik er ook wil komen werken.
“Had jij niet ook een wereldreis gemaakt?”
Verhuizen van een stad naar een dorp. Trouwen. Een kind. Scheiden en weer terug verhuizen.
“Een soort van”, zeg ik.

Ik ontmoet mijn vriend, ook een Havenaar.
We kwamen elkaar eerder niet tegen.
We wonen samen.
We krijgen een kind.

Op de dijk rijd ik in mijn eentje op mijn eigen paard.
Iemand gooit een bal met een werpstick.
Zijn hond schiet onze kant op.
Mijn paard snapt niet dat die hond achter die bal aangaat; mijn paard ziet alleen maar een hond met snelheid op ons afkomen.
Steigeren doen paarden alleen om zichzelf of een ander te beschermen.
Ik ben zwanger van mijn jongste kind.
We vallen.
Ik dreig op mijn buik terecht te komen, dus probeer me te draaien, maar mijn voet zit vast.
Alles scheurt af.

Ik ben in één klap totaal afhankelijk.
Met het hele spul trek ik bij mijn ouders in.
Een flat, zonder lift.
Er zitten allemaal pennen in mijn voet.
De middelste is acht maanden oud en begint al een beetje te staan.
Ik moet blijven zitten in een rolstoel, zes weken lang.

Het roer moet om.
Het is mijn eerste werkdag bij de Overloop.
Ik krijg een schouderklopje en een zoen.
“Succes vandaag.”
Wat ga ik daar in hemelsnaam doen…
Koffie inschenken voor bejaarden?
Ik ben helemaal geen verzorgster, ik ben een paardenjuf.

Het werk blijkt dankbaar, komisch af en toe.
Er lopen fijne collega’s rond.
Ik ben bezig met een nieuwe opleiding in de zorg.
Het lesgeven komt op een laag pitje te staan.
Ik droom over medisch onderlegd vluchtelingenwerk, misschien wel samen met mijn vriend.

Soms heb je een heel ander idee over hoe het zal zijn, maar kun je ook blij zijn met hoe uiteindelijk is.

Dit is het verhaal van Margo.