Ik groei op in Zaltbommel, studeer in Amsterdam en ga samenwonen in Weesp.
Daar, in een flat, krijgen we onze eerste twee kinderen en raak ik zwanger van de derde.
Er is behoefte aan ruimte die er daar niet is.
Zo komen we in Almere Poort terecht.

Om ons heen liggen tuinen met tegels.
Zwerven afgedankte spullen door de straten.
Willen mensen meer en meer en meer.
Ik voel me niet verbonden met deze stad.
Een vreemde eend in de bijt.

Na zeven jaar Poort komt er een project voorbij.
Dit is het, denk ik.
Ik vertel mijn collega’s dat we een kavel gaan kopen en alles zelf gaan doen.
Ze verklaren me voor gek.
Zeggen me dat ze dat erg ingewikkeld lijkt.
En dat is het ook.

Het is een meerjarenplan.
En terwijl deze klus op zichzelf al levend vullend is, gaat het gewone leven door.
Een week voordat we de vergunning krijgen, schiet het door mijn hoofd dat we moeten stoppen.
Maar we gaan door, stap voor stap.

Het is een nieuwe start samen met nieuwe buren.
Zodra het gaat om geld en geregel, is gedoe te verwachten.
Maar we komen er goed doorheen.
De saamhorigheid is groot.
We zijn er voor elkaar wanneer dat nodig is.
Waar in Poort louter huizen worden neergezet, bouwen we hier aan een nieuw woongebied.
We gaan door, stap voor stap met een doel voor ogen.
En zo ontstaat ons huis van hout en stro.

Op een ander moment hadden we het niet kunnen doen.
Dat heeft denk ik te maken met de levensfase waar ik in zit.
Tien jaar geleden had ik misschien nog te veel wilde haren gehad.
Was ik met andere dingen bezig.
Deze stap, dit settelen geeft mij rust.
We gaan immers richting het kabbelende leven.
Van mijn studentenwoning heb ik genoten en van het appartement in Weesp ook.
Maar dit buiten wonen, bewuster, met de natuur, dat is wel heel bijzonder.

Ik hoop dat mijn kinderen beseffen dat dit niet de norm is.
Want dit is niet de norm.
“Doe er vooral niet stoer over en scherp er niet over op.”
Ik voel me gezegend en heb er tegelijkertijd hard voor moeten werken.
En heb altijd gedacht dat het niet haalbaar zou zijn.
Maar toch zijn we er.
En gelukkig.

Er is nog veel te leren over het groen, de stadslandbouw en het zelfvoorzienend zijn.
We planten staakjes die uit zullen groeien tot vlieren, hazelaars en krentenbomen.
Ik zie mezelf er in gedachten doorheen lopen.
Minder werkend.
Tegen mijn pensioen aan.
Scharrelend over mijn eigen kavel.
Over paden die kronkelen, zonder te weten waar de volgende stap me heen zal brengen.
Door het groen, wat nog groener zal zijn en nog mooier.
Met de natuur.
Buiten.

Er staat een grote kersenboom in onze tuin en ik zeg wel eens gekscherend: “Daar mag je me uitstrooien later.”

Dit is het verhaal van Mirjam.