In het eerste jaar van Suburbia in de Buurt verzamelde en schreef Folkert Buiter ook verhalen voor ‘Almere mijn Thuis’ Hij tekende ook zijn eigen verhaal op.
—
Hij pakte zijn tas, liep naar de hal en trok een dun, donkerblauw zomerjasje aan, want het was prachtig lenteweer op deze achtste april. Vijfentwintig graden zou het worden. Hij keek op zijn horloge en zag dat het half twaalf was. Solliciteren in Almere op de rijksscholen-gemeenschap De Meergronden, dat was de agenda voor vandaag.
Het was snel gegaan. Er had een advertentie gestaan in het blad van de onderwijsbond. Ze zochten een docent economie voor alle economische vakken. Voorlopig voor achttien uur per week, maar dat zou nog toenemen, omdat Almere snel groeide, zo vermeldde de advertentie. Een docent van de lerarenopleiding had gebeld en hem geadviseerd om te solliciteren naar de functie.
Hij werkte nu een jaar op een school in Amsterdam vlakbij het Amstelstation. Dat beviel hem prima. Zestien uur per week lesgeven aan een hoog percentage F-side Ajaxfans. Het vroeg de nodige aandacht, maar het was een snelle, pittige leerschool voor een beginnende leraar.
Omdat zijn vriendin en hij wilden gaan samenwonen en een huis krijgen in de Haarlemmermeer nog jaren kon duren, was een baan in Almere een uitkomst. Als je daar ging werken, kreeg je direct de gelegenheid een huurwoning te kiezen. Het was een voorrangsregel voor een ieder die in Almere kwam werken. Hij solliciteerde derhalve niet alleen naar een baan.
Hij liep richting de Ringvaart, sloeg linksaf en vervolgde zijn weg langs de Nieuwemeerdijk tot hij bij de brug naar Sloten kwam. Hij liep de brug over en wachtte tot de bus kwam. Op het moment dat hij zijn voet op de treeplank van de bus zette, stapte hij in de consequenties van zijn keuze. Consequenties waarvan hij zich geen voorstelling zou kunnen maken en waarvan hij zich geen voorstelling maakte, omdat hij onbevangen op weg ging.
Over Almere wisten zijn vriendin en hij niet veel. Ze hadden wat gebladerd in magazines en kranten in de bibliotheek. In 1976 waren de eerste inwoners gekomen en nu, vijf jaar later, woonden er al twintigduizend mensen. De Meergronden stond in Almere Haven, het eerste stadsdeel van Almere. In Almere Stad was men onlangs begonnen met een nieuwe wijk, de Stedenwijk. Het eerste deel daarvan, Stedenwijk Noord, was in aanbouw. Na de sollicitatie wilde hij daar nog even gaan kijken. Hij wilde in ieder geval naar het Winschotenpad, omdat hij van zijn achtste tot zijn veertiende in Winschoten had gewoond.
Bij het Amstelstation stapte hij na twee keer overstappen in bus 57 naar Almere Haven. Tot zijn verrassing zat een collega studente van de lerarenopleiding in de bus. Die was niet zo blij met zijn aanwezigheid. Ze zei: ‘Ga jij ook solliciteren in Almere?’ Hij knikte. ‘Dan kan ik het wel vergeten’, zei ze. Hij was het niet met haar eens en dacht dat ze evenveel kans hadden, al hoopte hij wel dat hij de baan en daarmee een woning zou krijgen.
De zon scheen fel en het was warm in de bus. Af en toe praatten ze even met elkaar, maar het was vooral stil en benauwd. De competitieve spanning was tastbaar. Ze hadden in dezelfde jaargroep gezeten tijdens de studie, maar hij was een jaar eerder afgestudeerd dan zij en had al een jaar ervaring. Dat besefte hij terdege, maar zij ook. Ze zagen elkaar af en toe bij gemeenschappelijke vrienden en op feesten, die met of zonder reden werden gehouden, maar dat telde nu even niet. Wie kreeg de baan, daar draaide het om. Zijn shirt kleefde aan zijn lijf door de warmte. Het jasje had hij in zijn tas gestopt.
De bus reed de Hollandse brug op die het oude en het nieuwe land met elkaar verbond, maar evenzo van elkaar scheidde. Hij kende de brug, omdat ze er twee keer per jaar langs kwamen met zijn ouders op weg naar familie in Emmeloord. Je sloeg dan meestal bij de rotonde onderaan de brug linksaf om daarna over de dijk van Flevoland aan het Markermeer en langs Lelystad naar de Ketelbrug te rijden.
Bovenop de Hollandse brug zagen ze een uitgestrekt soort niemandsland voor zich met in de verte aan de rechterkant gebouwen, deels aan het water en nog verder weg aan de linkerzijde een enkel gebouw. De bus reed de brug af, nam de rotonde en vervolgens de tweede afslag. Rechts lag een groot park in wording en links een vlakte vol groene en geelgroene planten en bloemen. Na een minuut of tien sloeg de bus rechtsaf af en reed Almere Haven binnen.
Ze stapten uit in het centrum van Almere Haven, na voor het eerst in hun leven met de bus over een vrije busbaan te zijn gereden. Almere was de eerste plaats in Nederland waar in 1980 de vrije busbaan werd geïntroduceerd als vast element in het totale verkeersplan. De busbaan was gescheiden van ander verkeer. Waar fietspaden en wegen de busbaan kruisten, stonden verkeerslichten.
Ze waren te vroeg. De twee sollicitanten, studiegenoten, concurrenten wandelden een tijdje door het compacte centrum van Almere Haven. Grappige nieuwbouwwoningen waren als Amsterdamse grachtenpandjes neergezet langs een smalle gracht. Trapgeveltjes en andere vormen bekend van de Amsterdamse grachten waren toegepast. Vlakbij een kerk stonden twee opvallende woningen. Ze waren qua vorm gelijk, maar bij de ene waren de houten panelen bordeauxrood geverfd en bij de andere roze. Opvallend afwijkend ten opzicht van de andere woningen.
Ze kwamen op een plein met de naam Markt. Daar stond een aan de buitenzijde volledig verroest gebouw, hetgeen de nodige verbazing wekte bij de twee economen. Ze vroegen zich af hoe lang dit gebouw zou blijven staan. Een onzinnige vraag die het gevolg was van hun gebrek aan materiaalkennis.
Na nog wat rond te hebben gelopen, liepen ze de Marktgracht op. Aan het einde van de gracht zagen ze De Meergronden liggen. Het tweetal liep de school binnen en meldde zich bij de conciërge. De conciërge gaf telefonisch door dat de sollicitanten waren gearriveerd. Jan, een stevig gebouwde, enigszins rommelige, goedlachse docent van de lerarenopleiding, die ze kenden van de handelsvakken, kwam hen even later halen. Hij was verantwoordelijk voor de opbouw van de sectie economie op De Meergronden nog voor deze was begonnen.
De jongeman was het eerst aan de beurt. Het gesprek met de rector van de school en docent Jan verliep gemoedelijk. In de ogen van de solliciterende leraar verliep het gesprek zelfs goed, maar je wist maar nooit. Toen hij tevreden naar buiten liep, wenste hij zijn studiegenoot succes. Buiten zette hij zich op de Markt op een bankje in de zon. Na verloop van tijd liep hij terug naar de school. Na enige tijd kwam zijn concurrente naar buiten gevolgd door de docent van de lerarenopleiding. Hij zei dat ze vanavond zouden horen wat ze hadden besloten. In die tijd waren er geen mobiele telefoons, dus eerst naar huis en dan maar afwachten. Ze namen afscheid van Jan en besloten naar Almere Stad te gaan om te kijken hoe het er daar uit zag.
Na een korte busreis stapten ze uit bij een groot, rood, bakstenen gebouw met daarachter een aantal winkels. De Zoetelaarpassage. Ze liepen door de passage, terug langs een gracht aan de achterzijde van het gebouw en kwamen zo in Stedenwijk Noord.
De bouw in die wijk was in verschillende stadia van ontwikkeling. Hier en daar werd al gewoond, elders was men aan het inrichten, maar de meeste woningen waren nog niet gereed. Het Winschotenpad was een smal, nog onverhard straatje. Ze liepen door het zand langs woningen waar nog geen deuren in zaten. Veel te kleine woningen was beider oordeel, alsof ze er samen zouden moeten wonen.
Tegen vijven reden ze samen terug naar het Amstelstation en namen daar afscheid van elkaar. Zij reed door naar haar kamer in Amsterdam en hij ging terug naar zijn vriendin in Badhoevedorp. Ze woonden daar op kamers bij haar moeder.
Hij vertelde hen over de sollicitatie en dat het volgens hem een goed gesprek was geweest. In de reacties hoorde en voelde hij gemengde gevoelens. Zijn vriendin zou het ouderlijk huis moeten verlaten en nog maar zien of ze een baan kreeg in het basisonderwijs in Almere. De banen in het basisonderwijs lagen bepaald niet voor het oprapen. Aan de andere kant was het tijd om samen zelfstandig elders een leven op te bouwen. En dan de moeder van zijn vriendin die haar dochter niet kwijt wilde, maar haar ook met een gerust hart kon laten gaan en het allerbeste voor haar wilde en dat zei ze ook.
Even na achten die avond belde de rector van De Meergronden hem met de mededeling dat ze hem wilden benoemen als docent economie, voorlopig voor achttien uur. Hij zei dat ze de andere sollicitant ook wilden benoemen, omdat het aantal uren waarschijnlijk zou toenemen. De rector vroeg hem wat hij daar van vond. Zijn reactie was dat je beter met twee docenten de sectie economie kon opbouwen dan alleen. De rector vroeg hem of hij met twaalf uur per week rond kon komen. Dat leek op dat moment een relevante vraag, maar toen de school enkele maanden later begon, speelde het geen rol meer, omdat het aantal uren economie en handel bijna was verdubbeld. De oorzaak was een aanzienlijk hoger aantal leerlingen dan men had verwacht. Steeds meer ouders lieten hun kinderen niet meer naar het oude land gaan. Blijkbaar had de nieuwe, Almeerse docent economie hier al rekening mee gehouden. Of …, had hij per ongeluk goed gegokt? Met economen weet je dat nooit zeker.
Zijn collega studente was onbereikbaar die avond. De rector had haar vader weten te bereiken. Die reed vervolgens naar Amsterdam en daarna naar alle plekken waar ze maar zou kunnen zijn. Ze was onvindbaar tot vlak na twaalven die nacht. Ze werkt sinds augustus 1981 in het Almeerse en Flevolandse onderwijs.
In augustus zouden de twee leraren beginnen op de eerste middelbare school van Almere. Voor die tijd wilden de sollicitant en zijn vriendin een huis hebben, dan konden ze in de zomer klussen en verhuizen. Zijn collega bleef in Amsterdam wonen.
Eind juni was er nog niets bekend over een woning en wilde hij naar Almere om te vragen hoe het zat met die toegezegde woning. Het nuttige werd met het aangename verenigd en samen met zijn vriendin ging hij al vroeg, wederom met de bus, naar Almere. Ze bekeken Almere Haven en het beetje Almere Stad dat er al was.
Tegen één uur ’s middags stonden ze voor het roestige gebouw op de Markt in Almere Haven. Daar zou de dienst moeten zitten die over woonruimteverdeling ging. Hij stapte alleen naar binnen en liep, de borden volgend, de trap op. Hij zag een deur waar woonruimteverdeling op stond en klopte op de deur. Nog voor hij die kon openen vroeg een jongedame, die achter een veel te krap bureautje zat, of hij een afspraak had. Zijn antwoord was bevestigend, alhoewel dat in strijd met de waarheid was. Hij draaide zich om, opende de deur en liep naar binnen. Een grote man stond op, gaf hem een hand en stelde zich voor. De man vroeg of ze een afspraak hadden. De aankomend docent zei dat hij geen afspraak met de man had, maar wel met De Meergronden en met de gemeente Almere. Over minder dan twee maanden zou hij beginnen op De Meergronden, maar hij had nog geen huis. Dat was hem wel beloofd. Hij zei tegen het opperhoofd woonruimteverdeling dat hij niet op De Meergronden zou komen werken als hij geen huis had en nog niet in Almere woonde. Dat vond de woonruimteverdeler te gortig. Wat hij precies te gortig vond, is nooit duidelijk geworden, maar de door de jonge leraar op de Amsterdamse school vlot aangeleerde bluf had het gewenste effect. Enkele dagen later kon de docent economie met zijn vriendin kiezen uit drie woningen. Het werd de Jaagmeent, waar ze de eerste negen jaar van hun Almeerse bestaan zouden wonen.
Meer dan tien jaar later pasten twee dochters van de woonruimteverdeler om de beurt op de kinderen van de docent economie, die toen allang geen docent economie meer was. En de woonruimteverdeler zelf? Die werd in 1986 een politieke collega van de inmiddels weer studerende jongeman, toen ze voor verschillende partijen in de gemeenteraad van Almere kwamen. Naast het destijds negenentwintigjarige raadslid en namens dezelfde partij zat de man uit het roze huis dat aan de Kerkgracht in Almere Haven stond. Met diens buurman uit het rode huis zou de econoom in 1992 de eerste bioscoop in Almere uitlokken. ’t Kan verkeren.
In 1985 stopte de docent economie met zijn docentschap. Hij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, zat ruim zeven jaar in de gemeenteraad, richtte zijn eigen bedrijf op en deed van alles met en in Almere tot op de dag van vandaag. Nu, na zevenendertig jaar, beseft hij dat hij op acht april 1981 in de bus naar later was gestapt. Een onbekend later, waar hij in opperste onnozelheid en volkomen zorgeloos naar op weg was gegaan. Later is nu en Almere is zijn thuis, mede omdat het voor zijn kinderen hun thuis is, al zou hij zich bijna overal ter wereld thuis kunnen voelen, vooral aan zee. Almere is twee derde van zijn leven. Hier heeft hij zich ontwikkeld, zich genesteld, werden zijn kinderen geboren en heeft hij tal van pieken en dalen ervaren. “Ik ben een Almeerder’, kan hij zeggen, al is hij er niet geboren en zal hij ooit vertrekken om aan de kust te gaan wonen.
Dit verhaal is geschreven door: Folkert Buiter