Sidney is een Almeerder van het eerste uur: hij zag Almere van een dorpje naar een grote stad groeien. Dat geeft hem een dubbel gevoel: enerzijds vergroeid met de stad en anderzijds teleurgesteld over de grootstedelijke problematiek. Maar kan de stad hem hier houden of verhuist hij naar zijn tweede land?

Kwam een domme jood uit de Jordaan
Je kunt aan mij goed horen dat ik van oudsher een echte Amsterdammer ben. Daarnaast heb ik joodse ouders: mijn vader heeft Israëlische roots en mijn moeder is Belgische. Dus tussen de Belgenmoppen door noem ik mezelf als kwinkslag wel eens een ‘domme jood’, ha, ha.

Ik ben geboren in de Jordaan in 1958. Maar er speelden wat problemen thuis en uiteindelijk is ons gezin zo’n beetje uit elkaar gevallen. Ik zat op de middelbare school en de Molukse ouders van mijn toenmalige vriendin waren zo lief om mij in huis te nemen. Daar ben ik ze nog eeuwig dankbaar voor. Ze hadden nog wel negen eigen kinderen thuis wonen, dus wij wilden snel op onszelf gaan wonen. Maar in die tijd maakten wij als jong stel in Amsterdam geen enkele kans om een betaalbare huurwoning te krijgen. Almere had woningbouwprojecten voor Amsterdammers en een oudere broer van mijn vriendin woonde al in Almere, dus dat werd het. En we zouden sneller voor een eigen huurhuis in aanmerking komen, als we getrouwd waren, dus trouwden wij in 1978. We trokken alvast in bij mijn zwager en kort daarna kregen we inderdaad onze eigen woning. Zo zijn we een beetje uit nood in Almere terechtgekomen.

Pionieren in dorpje Almere
Het was toen nog heel klein. De rust stond ons aan en ook de beloftes dat Almere tot maximaal 150.000 inwoners zou groeien, geen betaald parkeren zou krijgen, goede uitvalswegen en goed openbaar vervoer naar Amsterdam zou krijgen, al dat soort dingen. En omdat ik in Amsterdam werkte, vond ik dat belangrijk. Ik ben nog steeds machinist bij de NS en intussen ook opleider, dus ik ben veel op pad met leerling-machinisten. Ik heb nooit terug gewild naar Amsterdam en ik ben hier altijd met veel plezier blijven wonen. Ik zocht de drukte op als ik naar mijn werk of uit stappen ging en na mijn werk was ik weer terug in de rust. Prima.

We waren een van de pioniers, want er waren nog maar twee wijken: de Hoven en de Werven in Almere Haven, een soort dorpje. Kort daarna begonnen ze Almere Stad te bouwen. Mijn zwager woonde op het Middenhof en daarna verhuisde ik binnen Almere wel zeven of acht keer, geloof ik. Nu woon ik al elf jaar in Noorderplassen.

Inmiddels ben ik hertrouwd, we hebben vijf kinderen, twaalf kleinkinderen, twee achterkleinkinderen en die wonen allemaal in Almere. Mijn moeder en mijn zus zijn op mijn suggestie ook hier komen wonen. En zelfs van de familie van mijn vrouw zijn er een heleboel hier komen wonen, terwijl die helemaal uit het noorden komen, uit Hogezand, en ze eerst zoiets hadden van: “Almere? Dat is zo ver!” Twee dochters zijn een keer de stad uit verhuisd, maar ook zij wonen nu allebei weer in Almere.

Voetballen
Met mijn toenmalige zwager ging ik bij SV Almere voetballen, toen nog de enige club in Almere. We zijn nog het eerste kampioenselftal van Almere geworden (grijns) en dat heeft groots in de krant gestaan, jammer dat ik daar geen foto of knipsel meer van heb. Want de kantine is ooit afgebrand en de foto’s die daar hingen van dat team, zijn natuurlijk weg. Daarna heb ik nog bij verschillende andere clubs gespeeld. Van mijn kampioenselftal van Flevo ‘80, heb ik een paar jaar geleden nog een reünie helpen organiseren in Buurtcentrum De Cobra.

Overigens ben ik uiteindelijk teruggegaan naar mijn oude liefde, mijn oude club in Amsterdam. Daar voetbal ik nu nog steeds. Want op een gegeven moment hier in Almere gingen veel maten verhuizen, mijn groepje viel een beetje uit elkaar. Vervolgens zei een collega: “We hebben mensen te weinig bij DCG, heb je zin om een keertje mee te spelen?” Ik ben daar nooit meer weggegaan, dus het verenigingsleven hier in Almere dat heb ik nu niet meer zo. Maar ik ken nog wel heel veel mensen uit die tijd.

Ook voor uitgaan bleef Amsterdam mij meer trekken dan Almere. Dat kwam natuurlijk vooral, doordat mijn uitgaansvrienden in Amsterdam woonden: die Molukse families.

Meer generaties onder één dak
In Noorderplassen kwam ik terecht, omdat mijn moeders partner overleed en zij niet echt meer zelfstandig kon wonen. Daarop wilden wij allebei onze huizen verkopen en samen onder één dak gaan wonen: gelijkvloers voor mijn moeder en daarboven genoeg ruimte voor ons. Mijn vrouw en de moeder van de bekende Ali B. zijn al 30 jaar vriendinnen en Ali woonde in Noorderplassen. Hij zei: “Misschien dat je bij mij in de wijk iets geschikts vindt voor oma en jullie.” En inderdaad, zo zijn we daar terechtgekomen.

Jood en moslim gaan heel goed samen
Tijdens mijn eerste huwelijk ben ik echt opgenomen in de Molukse gemeenschap. Nog altijd trek ik meer naar niet-Nederlanders en ben nu getrouwd met een Javaans-Surinaamse vrouw. Maar mijn beste vriend is weer een Nederlander, dus ik heb een gemengde vriendenkring. Ook op het werk carpool ik bijvoorbeeld graag met een Hindoestaanse collega en het klikt gewoon vaak meer met Marokkaanse en Turkse collega’s dan met Nederlandse. Ik ben net zo klein als veel Aziatische mensen, dus misschien voel ik me daardoor ook wat meer thuis bij hen. Tel daarbij op dat ik gek ben op Thais en Indonesisch eten!

Mijn vrouw is overigens degene die van ons de meeste contacten onderhoudt met de Javaanse gemeenschap hier. Zij is ook praktiserend moslim, bid vijf keer per dag, houdt ramadan en gaat naar de moskee. Onze oudste dochter geeft zelfs Koranles. Ik ga wel eens mee met mijn vrouw naar een lezing of andere activiteit en dan houd ik me keurig aan de regels. Maar ik bid niet mee, want ik ben joods en geen praktiserend moslim. En ik zou het hypocriet vinden om niet aan de ramadan mee te doen en wel het Suikerfeest mee te vieren, dus dat doe ik ook niet. Mijn schoonouders hebben mij overigens nooit iets verplicht of verboden; voor hen stond het geluk van hun dochter voorop. En ik heb haar natuurlijk altijd haar geloof laten belijden zoals zij dat wil. Dus je ziet dat een jood en een moslim heel goed samen kunnen!

De zon aanbidden
Nu mijn moeder is verhuisd naar een verzorgingshuis, is de woning voor mijn vrouw en mij eigenlijk te groot. Bovendien gaat mijn vrouw over een paar jaar met pensioen, dus we zijn nu langzaam aan het bedenken: Wat willen we? Ik ben een echte zonaanbidder en mijn vrouw heeft Indonesische roots en artrose. Dus we gaan regelmatig naar Indonesië: altijd lekker warm. Ik kan ook haast niet wachten tot ik weer mag; het is toch wel mijn tweede land geworden. Daarom overwegen we om mettertijd voor langere perioden in Indonesië te gaan verblijven.

Wat ons nu nog bindt aan Almere, dat zijn de mensen: de kinderen, mijn moeder, vrienden, kennissen en we zijn allebei stapelgek met onze kleinkinderen. In die zin voel ik me hier nog echt wel thuis. Maar de kinderen zijn nu op een leeftijd dat wanneer ze ons in Indonesië willen komen opzoeken, dan stappen ze in het vliegtuig en dan komen ze. Dus ja…

Van Almere genieten? De auto uit!
Ik geniet nog steeds van Almere, maar nu op een andere manier. Eén van mijn kleinkinderen wilde graag een beetje met mij op de scooter door Almere rijden. Ik ben met haar naar plekken gereden die zij vanuit de auto nog nooit had gezien en ze zei: “Opa, ik wist niet dat Almere zo mooi was!” En dat klopt: vanuit de auto zie je niet hoe mooi Almere is.

Vervolgens ben ik op mijn scooter een keer door een fietser onderuit gefietst: die zat de appen. Dus ik zonder scooter en toen zag ik de elektrische fiets van mijn vrouw in de garage staan. Daar ben ik opgestapt en ik dacht: ‘Wow! Dat is een uitvinding!’ Dus kocht ik er zelf eentje en ik geniet nu op mijn elektrische fiets van de natuur van Almere, die je vanuit de auto dus niet ziet. En dat maakt Almere voor mij in de zomerperiode heel erg mooi. Want ’s winters zie je mij niet op de fiets, hoor, sterker nog, als het hier elke dag mooi weer zou zijn, hoef ik niet zo nodig weg naar Indonesië.

Dus ik voel me om een heleboel redenen thuis in Almere: ik woon op een prachtige locatie in een vrijstaand huis tussen het water en het bos. Mijn kinderen en kleinkinderen wonen dichtbij. En als ik door Almere fiets, bijvoorbeeld zonet lekker door het Beatrixpark, dan geniet ik optimaal, heerlijk.

Het dubbele gevoel: Almere verandert
Maar ik kijk ook naar wat er van Almere is geworden. En als ik dan diep in mijn hart kijk, wil ik hier niet blijven. Want ik zie dat er veel verpaupert. Eén van mijn dochters woont in Stedenwijk. Ik fietste daar net weer door en dacht weer: ‘Tjonge, de mensen gooien hun troep maar neer op straat, hun woningen en tuintjes zijn vaak slecht onderhouden.’ Dan valt mij op dat ik precies in dat soort wijken de Nederlanders op één hand kan tellen. Ik vind echt dat iedereen een plek verdient om te wonen en daar heb ik helemaal geen moeite mee, kijk maar naar mijn fantastische familie en vriendenkring. Maar ik heb er wel moeite mee als mensen er hier een zooitje van maken.

Volgens mij is de fout van Almere dat ze die gezinnen concentreren in bepaalde wijken. Ik heb een Turkse schoonzoon, een wereldvent – ik kan me geen betere wensen. Maar toen hij met zijn ouders naar Nederland kwam, kwamen ze in een wijk met heel veel Turken in Amsterdam. Zijn ouders wonen daar nu al dertig jaar en spreken nog steeds geen Nederlands. En dat zie ik nu ook in Almere. Mijn schoonzus uit Suriname was hier op bezoek. Zaten wij een broodje te eten in de stad bij het station, zei ze ineens: “Ik zie hier bijna geen Nederlanders!”

Wat meespeelt, is dat ik in het openbaar vervoer werk en dagelijks zie wat er op de Flevolijn gebeurt. 90% van de zwartrijders die we eruit vissen, zijn niet van Nederlandse komaf. En die gemeenschappen hebben er zelf ook last van: ik praat veel met mijn Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse collega’s en die schamen zich er kapot voor. Mijn Marokkaanse teamleider zegt: “Ze kijken mij erop aan, dan hoor ik: ‘Daar heb je er weer zo ééntje!’”

Wie is de derderangsburger?
Een vriend van mij heeft nog maar 17 procent longinhoud, dus die gaat vandaag of morgen dood. Die man loopt tegen muren aan om dingen voor elkaar te krijgen: van invalidenparkeerkaart tot scootmobiel, etc. Je moet hier bijna dood voor de deur liggen, wil je iets voor elkaar krijgen. En dan zie ik tegelijkertijd mensen op een scootmobiel rijden, waarvan ik me afvraag: ‘Wat mankeren die dan? Hoe komen die eraan?’ Dat is bij mij wel tegen het zere been. En ik heb al tegen mijn dochter gezegd: “Ik denk dat wanneer jij 80 bent, jouw kinderen nog steeds je deur niet uit zijn. Want volgens mij is de kans dat ze hier in Almere een eigen huis krijgen, gewoon nihil. Alles wat van buitenaf komt, lijkt wel voor te gaan.” Als je uit een oorlogsgebied komt, mag je hier van mij wonen, maar het steekt om te zien dat je dan binnen een paar maanden een huis krijgt, terwijl onze kinderen er jarenlang op moeten wachten. En als ik me in eigen stad als een derderangs burger behandeld voel, kan ik net zo goed naar het Indonesië gaan en zelf allochtoon worden. Dus ik heb een heel dubbel gevoel over ‘me thuis voelen in Almere’.

Almere veilig? Ik ben geen ramptoerist
En voor ons gevoel is Almere ’s avonds een criminele stad geworden. En op een enkele plek ook overdag. Ik kom als machinist natuurlijk regelmatig in de stationshal van Almere. Dan ga ik wel eens naar een broodjeszaak daar, eet een broodje, neem een bakkie koffie. Dan zie ik wat daar allemaal gebeurt in die hal. Schrikbarend. En vooral voor oudere mensen, die worden daar vaak beroofd. Mijn moeder ging altijd rustig in haar eentje met de bus van Noorderplassen naar de stad. Maar op een gegeven moment durfde ze dat niet meer.

Ik voel me zelf overdag nog wel veilig in Almere, maar je ziet mij hier ’s nachts niet over straat lopen, ik ben geen ramptoerist. En binnenkort komt mijn pleegdochter uit Indonesië anderhalve maand logeren. Die laat ik ‘s avonds laat absoluut niet alleen de stad in gaan.

Ook op mijn werk houd ik afstand. De veiligheid van de reizigers staat dan natuurlijk voorop, maar die kan ik niet bieden wanneer ik niet eerst voor mijn eigen veiligheid zorg. En op de Flevolijn heb ik nu eenmaal heel veel te maken met agressie, met name op het stuk tussen Almere en Amsterdam. Vroeger kwamen mensen bij de NS werken om nooit meer weg te gaan. Maar tegenwoordig is de standplaats Lelystad een hele jonge standplaats en het is een komen en gaan van collega’s, door de agressie die ze dagelijks over zich heen krijgen. Zodra conducteurs iemand ergens op aanspreken, krijgen ze te horen: ‘Wat moet je nou, joh?’ of erger. Momenteel hebben we heel veel last van jonge mannen uit landen waar ze misschien niet gewend zijn dat een vrouw ze ergens op aanspreekt. Dus onze conductrices hebben het heel erg zwaar met die types.

Toch een Almeers stadsmens
Maar ik sta niet te springen om Almere te verlaten, want ik ben ook wel echt een stadsmens. Als ik vrij ben, ga ik vaak lekker naar de stad. Ik kom daar bijvoorbeeld al 25 jaar bij een zonnestudio, ben bevriend met de eigenaar en we delen onze passie voor voetbal. Dus ik ga daar mijn bakkie koffie of smoothie drinken, eet daar mijn tosti en ik neem een zonnebankje. Of ik ga naar Buurtcentrum De Cobra, eet ik daar een broodje. Ook al is het winter, ik ga niet thuis zitten, dan pak ik de bus of de auto; ik vermaak me uitstekend in Almere.

Dit is het verhaal van: Sidney
Dit verhaal is geschreven door: woorden over leven.