Jos Arends zit in de gele, afgebladderde, doch goed zittende stoel van Suburbia en bladert door een boek. Hij kijkt op met een vrolijke blik. Ik vraag hem, wat hij leest. Hij draait het boekje om. Het gaat over mensen in de steentijd. Mensen die toen al in Almere woonden, waarmee alle ‘pioniers’ van Almere keurig op hun plaats worden gezet.

©Meander

Jos zegt: “Sinds een paar maanden ben ik betrokken geraakt bij VINDplaats ZENITH, een archeologische vindplaats aan de Evenaar in Almere Buiten.”

Tekening VINDplaats Zenith: VINDplaats Zenith

Hij vertelt dat hij van 1975 tot 1980 is geschoold als kunstenaar en docent aan de Experimentele Lerarenopleiding te Nijmegen. Van 2003 tot 2017 was hij als docent verbonden aan het Helen Parkhurst in Almere.

We praten verder over VINDplaats Zenith. Jos zegt: “Een collega en vriend van mij is architect. Die wist dat ik aan het einde van mijn reguliere werkleven zat. ‘Kun jij er iets mee als inspirator?’, vroeg hij aan mij.
Die zevenduizend vierkante meter is ingevuld als semi-openbare tuin en veel meer. In een kleiner gedeelte moest een buitentheater komen, maar dat kwam onvoldoende van de grond. Ik ben nog niet zo lang geleden onbevangen begonnen en werd er binnen de kortste keren door gegrepen. Kort geleden hebben we de eerste voorstellen met de gemeente Almere gedeeld. Het is goed mogelijk om hier iets bijzonders van de grond te trekken, want het is nu al een prachtige plek. Ga maar eens kijken.”

VINDplaats Zenith is de markering van een pleisterplaats uit de steentijd, zo’n tienduizend jaar oud. De nederzetting lag aan de oever van rivier de Eem. Nu is de Eem nog te vinden op het oude land tussen Amersfoort en het Eemmeer.
Jos vertelt over de spullen die gevonden zijn en hoe de identiteit van het verleden kan worden gekoppeld aan die van de nieuwe stad, de nieuwe nederzetting.

Ik vraag Jos waarom hij mee wilde doen aan het project van Suburbia.
“Omdat ik me hier helemaal thuis voel”, zegt Jos, “wat geheel in strijd is met de vermeende logica van mijn familie en vrienden. Die begrijpen niet hoe wij hier gelukkig kunnen zijn. Mijn vrouw komt uit Leek en ik kom uit Elst. We kwamen in 2002 of 2003 naar Almere, dacht ik.” Hij denkt even na over het juiste jaartal, maar laat het als onbelangrijk gegeven weer los. Jos: “Onze vrienden zijn daarna maar mondjesmaat op bezoek geweest. Er is blijkbaar een mentale barrière. Ik leid ze rond en laat hen boeken zien van en over de founding fathers van Almere. We rijden door verschillende stadsdelen, bij voorkeur op de fiets. Ze vinden dat Almere geen hart heeft, geen kern. Het is maar hoe je er naar kijkt en hoe lang je de stad wilt en durft te beleven om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen”, zegt Jos. Het onderwerp van het negatieve stigma van Almere dat bijvoorbeeld drie maal per jaar wordt opgedist in een bloedstollend verhaal in Trouw, alsof je hier niet kunt wonen, houdt ons even bezig. Waarom zouden hier toch steeds meer mensen komen wonen, vragen we ons af.

“Ik was 48 toen ik in Almere kwam wonen”, zegt Jos. “De omgeving waar ik vandaan kom is mij door en door bekend. Ik ken alle verhalen en alles was al geclaimd. Als je daar iets nieuws wil beginnen kan dat nauwelijks. Alles is al bezet. Op elke hoek van de straat ligt het verdriet en een glimlach. Je kent al die emoties en de historie die er bij hoort. Zo ook het verdriet dichtbij, want mijn jongste zoon is in die plaats overleden. Ik stelde vast dat ik wat anders wilde en zei tegen mijn vrouw dat ik behoefte had aan onbezield land. Een stuk land dat we konden veroveren. ‘Prima’, zei mijn vrouw.”
We krijgen ondertussen een kopje thee, maar laten ons daar niet door afleiden.

Jos: “Tijdens deze periode van bezinning kwam de onderwijsbevoegdheid weer in beeld. Mijn jongens kwamen in de pubertijd. De een zat boven en de ander onder aan de ladder van kansen, maar ze zijn beiden gelukkig en daar draait het om. De jongste is grafisch vormgever en de oudste is begeleider bij ‘Weet hoe je leeft.’ Hij is daar, ondanks zijn uitstekende opleidingen, begonnen als cliënt, heeft zich kunnen herpakken en is er nu werknemer.” Een kort intermezzo over ‘Weet hoe je leeft’ en de verschillen tussen kinderen, leidt ons geheel terecht af van het verhaal dat Jos aan het vertellen was, maar zoals steeds, pakken we de draad weer op.

“Ik ben gaan solliciteren”, zegt Jos. “Alleen in Almere. Het Helen Parkhurst had in 2002 een open dag. ‘Ga je mee’, zei ik tegen mijn vrouw. We stapten op de bewuste dag in de auto om naar het Helen Parkhurst te gaan en een uur later reden we de Stichtse Brug over. We kregen het beiden warm en raakten opgewonden van wat we zagen. We vroegen ons af wat er aan de hand was. Zouden we in de polder belanden? Het grote water over voor een nieuw leven? Aaltje zei: ‘Het is mij duidelijk, ik ga alvast inpakken.’ Ik werd docent op het Helen Parkhurst, in de volksmond HP. Van te voren ben ik nog een paar keer naar het HP gegaan om me goed voor te bereiden, want ik had nog nooit lesgegeven. Naast mijn baan als kunstdocent was ik betrokken bij leerwegondersteunend onderwijs. Het was een volledige baan.”
We worden gewaarschuwd dat we moeten afronden, omdat de bibliotheek over tien minuten dichtgaat.

“Mijn zoon ging ook naar het HP”, zegt Jos, “ondanks het feit dat we nog geen woning hadden. Ik had een oude caravan gekocht en die op camping Waterhout geplaatst. Daar hebben hij en ik zolang gewoond. Het was behelpen, maar het was tevens een bijzondere ervaring.”
We praten over het gedonder rond camping Waterhout en de Floriade. We kennen beiden de familie Fokkens en derhalve het verhaal over de verhuizing van de camping van dichtbij en van twee kanten. Tot een conclusie komen we niet.

Jos gaat verder: “In die tijd waren er vestigingspremies voor mensen met bepaalde beroepen, maar met een premie heb je nog geen huis. Uiteindelijk kregen we een huurhuis in de Slauerhoffstraat. Toen mijn betrekking werd omgezet in een vaste baan, hebben we een huis gekocht in de Muziekwijk.”

Links de Bonairepier met de teruggeplaatste balkons

“Pas in 2010 verhuisden we naar een prachtige woning op de Bonairepier”, zei Jos. “We hadden die woningen al in 2003 gezien, maar toen was het te duur. Door de crisis en het feit dat de balkons waren verwijderd, na een gerechtelijke procedure die was aangespannen door de overburen aan de Antillenweg, waren de woningen in 2010 veel goedkoper.”

Jos blijkt een overbuurman te zijn van Michiel Rijsberman, die we ruim een uur daarvoor hebben gesproken. Waar Michiel veel nadelen ondervond en ondervindt van het gedoe met de balkons, heeft buurman Jos er de vruchten van geplukt.

Jos: “Op een dag hield Aaltje de laptop voor mijn neus en zei: ‘Hij is te koop.’ Ik zei iets te snel en te stoer: ‘Ik ga niet meer verhuizen.’ Maar helaas pindakaas. Aan kosmische liefde zitten geen limieten, dus je begrijpt wat er gebeurde. We kochten het huis. We hebben in het contract een clausule opgenomen dat het balkon voor één euro zou worden herplaatst, indien de eigenaren van de woningen aan de Bonairepier de balkons na jaren procederen toch terug mochten plaatsen. En zo geschiedde. Wij zitten tegenwoordig uitermate comfortabel voor één euro in de zon op ons balkon, boven ons eigen water.”

Jos Arends

“Ga je hier ooit nog weer weg?”, vraag ik Jos.
“Dat denk ik niet. Wij zijn hier meer dan gelukkig en onze zoons blijven in Almere wonen. De een in Poort en de ander kijkt nog waar hij wil wonen. Hier zijn prachtige dingen te doen tijdens ons vervroegd pensioen en lang daarna.”

Aaltje en Jos hebben gekregen wat ze wilden, land om te bezielen en land en mensen bezielen doen ze, zelfs al hebben ze vastgesteld dat er tienduizend jaar geleden al bezield werd geleefd op Almeerse grond.

9 maart 2018

Dit verhaal is geschreven door: Meander.